Voor steeds meer mensen staan granen op een soort verboden lijst. Zou het voor iedereen beter zijn om granen te mijden? Of zijn ze juist een belangrijk onderdeel van onze voeding?
Tijdens mijn opleiding tot orthomoleculair therapeut volgens de kPNI (klinische Psycho-Neuro-Immunologie) ben ik overtuigd geraakt van het belang dat ons lichaam de voeding die het krijgt begrijpt. Hoe we met voeding (en beweging en stress) omgaan vast ligt in onze genen. Onze hedendaagse genen lijken wat dat aangaat nog behoorlijk veel op de genen van onze voorouders van 10.000 en zelfs 100.000 jaar geleden. Voor onze gezondheid zou het dus beter zijn als we de leefomstandigheden van toen een klein beetje meer zouden nabootsen, door onder andere meer te bewegen en natuurlijke, onbewerkte voeding te eten.
Maar de vraag is natuurlijk wat onze voorlopers 10.000 of 20.000 jaar geleden nu eigenlijk aten. Bij het concept van de “moderne oervoeding” (“MOV”) wordt uitgegaan van een voedingspatroon dat relatief rijk is aan dierlijke eiwitten (waar we niet goed zonder zouden kunnen), véél planten en geen of heel weinig granen en zuivel. Die zouden veel later gekomen zijn en voor veel mensen een flinke aanslag plegen op de spijsvertering en daarmee op de gezondheid.
In de praktijk zie ik mensen die het heel goed doen op “MOV”. Een medestudent in mijn opleiding heeft via MOV en leefstijlinterventies zijn taaislijmziekte onder de duim gekregen, zonder medicatie. Ik ken ook mensen die het op vegetarische voeding tot hun verdriet niet goed deden en nu toch af en toe kleine hoeveelheden dierlijke eiwitten eten. Toch is er ook wel héél veel onderzoek dat de gezondheidseffecten van een vegetarisch dieet aantoont. Zelf ben ik weer terug gegaan naar een hoofdzakelijk vegetarisch voedingspatroon, met als ik daar behoefte aan heb toch wat dierlijke eiwitten. Ik voel me daar goed bij.
Diëtiste en natuurvoedingsdeskundige Henny de Lint schrijft dat de Neanderthalers al zo’n kleine 50.000 jaar geleden tarwe, rogge en gerst aten. Dat is héél veel langer geleden dan ik eerder heb gehoord. Het betekent dat we toch al behoorlijk lang aan granen gewend zouden moeten zijn. Toch denk ik niet dat ze de dag begonnen met brood, in de loop van de ochtend een gevulde koek, voor de lunch weer brood, bij de thee een paar koekjes, ’s avonds pasta… De granen waren één van de vele plantaardige voedingsmiddelen die gegeten werden, en ze waren lang niet zo makkelijk voorradig als vandaag de dag.
Afwisseling is heel belangrijk. Niet steeds hetzelfde eten. Leo Pruimboom pleit bijvoorbeeld voor 150 verschillende planten in je voeding in 10 dagen. Daarmee krijg je een breed palet aan nutriënten binnen en krijg je minder snel allergieën en intoleranties. En verder denk ik dat we allemaal baat hebben bij zo zuiver mogelijke voeding, dat wil zeggen zonder toevoegingen die het smeuïger of langer houdbaar maken maar die ons lichaam niet begrijpt.
Terwijl ik dit schrijf begrijp ik natuurlijk ook heel goed de voordelen van het tegengaan van bederf. Bedorven voedsel is ook niet goed voor je! Maar sommige van die stoffen die onschuldig lijken richten misschien toch meer schade aan dan we op het eerste gezicht denken. Daarmee hangt het artikeltje hieronder samen, over een mogelijke oorzaak van waarom er vaker coeliakie (glutenintolerantie) voorkomt dan in het verleden.